
De lokale uitvoering van de Regionale Energiestrategieën kampt met vertraging, en daarmee stagneert de bouw van wind- en zonneparken. De belangrijke ambitie van voldoende groene energieopwekking in 2030 uit het Klimaatakkoord staat nu al onder druk.
Minstens twee derde van de Regionale Energiestrategieën (RES) loopt in de uitvoering tegen problemen aan, zo blijkt uit een recente tussenrapportage. In de dertig RES-regio’s werken gemeenten en medeoverheden samen met netbeheerders en maatschappelijke organisaties aan de opwekking van duurzame energie.
Knelpunten
Er zijn allerlei knelpunten. De organisatie achter het Nationaal Programma Regionale Energie Strategieën (NP RES) schrijft de vertraging onder meer toe aan de krapte op het elektriciteitsnet en de tijdrovende ruimtelijke processen. Met de bouw van een windpark is doorsnee acht tot tien jaar gemoeid. Het merendeel van de RES-regio’s verwacht dat de netcongestie tot verder uitstel van projecten zal leiden.
Ook speelt mee dat de schare van nieuw aangetreden bestuurders en raadsleden sinds de verkiezingen eerder dit jaar, onvoldoende is ingewijd in het RES-dossier. In sommige RES-regio’s is meer dan de helft van alle bestuurders gewisseld, soms zelfs meer dan negentig procent. Daarom was het lastig de afgelopen maanden tot besluitvorming te komen. Verankering van de RES-ambities in provinciaal beleid is op veel plekken al gebeurd. Op gemeentelijk niveau is dat in veel regio’s nog niet het geval.
Uitstel plannen
Bovendien rijdt de uitspraak vorig jaar van de Raad van State wind- en zonneprojecten in de wielen. De helft van de RES-regio’s voorziet dat de uitspraak van ’s lands hoogste rechter tot uitstel van de plannen zal leiden. Om lopende projecten te redden, stellen de eerste gemeenten lokale milieunormen op, maar dat zijn er slechts een handvol. De meeste gemeenten kijken de kat uit de boom en wachten op de reparatie van de regelgeving voor windturbinenormen door het Rijk. Deze operatie duurt zeker nog tot medio 2023.
Klimaatdoelen onder druk
In 2030 moet 35 terawattuur van de op land opgewekte stroom (70 procent van het elektriciteitsverbruik) duurzaam zijn. Dat doel uit het Klimaatakkoord staat nu onder druk. Wat eveneens geldt voor het in het Coalitieakkoord van het kabinet aangescherpte doel van 55 procent CO2-reductie in 2030. De eerste biedingen van een aantal RES die vorig jaar juli zijn opgeleverd, tellen weliswaar gezamenlijk op tot 55 terawattuur aan opgewekte wind- en zonne-energie in 2030. In de uitvoeringspraktijk in de regio’s wordt echter onvoldoende vooruitgang geboekt, aldus de landelijke RES-organisatie.
Juli 2023 moeten de zoekgebieden voor duurzame energieopwekking in de RES 2.0 zijn vastgesteld, maar op dit moment zijn nog maar weinig concrete locaties in beeld om windturbines en zonnevelden te plaatsen. Er is veel duurzame opwekcapaciteit nodig. Windenergie is daarbij belangrijk, want een windturbine levert substantieel meer groene stroom op dan een batterij zonnepanelen. De afgelopen jaren is de maatschappelijke weerstand tegen windmolens echter toegenomen. Dat verzet leidt tot uitstel en soms zelfs afstel van projecten. Ook tegen de bouw van transformatorhuisjes, die de groene stroom door moeten voeren naar woningen en gebouwen, zijn felle protesten.
Financiële participatie door burgers in projecten, een wens uit het Klimaatakkoord, komt tot nu toe nog amper van de grond. Dat maakt het draagvlak er niet beter op.
Meer oponthoud
De vertraging in de besluitvorming in gemeenten levert op sommige plekken spanning op met de vergunningverlening op uiterlijk 1 januari 2025, waarschuwt de RES-organisatie. De vergunningen moeten dan rond zijn, wil het doel van 35 terawattuur in 2030 nog realistisch zijn.
De coronaperiode leidde eerder al tot veel oponthoud op bij het opstellen van de eerste Regionale Energiestrategieën. Nu blijkt het merendeel van de regio’s minder goed op dreef met de opwekking van duurzame elektriciteit dan voorzien. Terwijl ook de andere opgave – de opwekking van duurzame warmte – al jaren moeizaam verloopt. Het aardgasvrij maken van de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving vergt nieuwe wetgeving, die aanzienlijk is vertraagd. Pluspunt voor minister Jetten (Klimaat en Energie) is dat hij de tot nu toe kritische gemeenten voor zijn nieuwe Warmtewet lijkt te hebben gewonnen.
Energietransitie overstijgt gemeentegrenzen
De Regionale Energiestrategieën zijn een belangrijk ingrediënt van het Klimaatakkoord voor de thema’s gebouwde omgeving en elektriciteit, maar ook de opgaven voor mobiliteit, industrie en landbouw mogen hierin mee worden genomen. In de RES moet elke regio in beeld brengen welke energiedoelen er binnen welke termijn gehaald moeten zijn en hoe de ruimtelijke inpassing wordt georganiseerd. Jaarlijks is bijsturing mogelijk.
Doorsnee bestaat een regio uit tussen de 9 en 16 gemeenten. De gedachte achter de regionale aanpak is dat de energietransitie zich niet aan gemeentegrenzen houdt. Op dat niveau is de slagkracht gering, bijvoorbeeld voor het optuigen van de benodigde energie-infrastructuur. Daar is een regioschaal voor nodig. De politieke besluitvorming vindt plaats in de raad. Dat is een extra waarborg voor de lokale democratie.
Monitoring
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) houdt vinger aan de pols bij de Regionale Energiestrategieën. Eind 2022 brengt PBL de RES Voortgangsmonitor 2022 uit. Deze zal meer gedetailleerd inzicht geven in de vraag of het 2030-doel nog haalbaar is. De laatste rapportage dateert van eind 2021. Toen was PBL nog hoopvol, al waarschuwde het al voor de knelpunten op het elektriciteitsnet.
Geef een reactie