Boa’s kunnen binnenkort een korte wapenstok krijgen. Daarvoor geldt het veiligheidscriterium: in een gewelddadige situatie mogen zij de wapenstok gebruiken. De driehoek bepaalt of hier sprake van is. Dat zal betekenen dat sommige handhavers dit geweldsmiddel krijgen, maar niet allemaal.
Een verstandig besluit, vinden wij, dat niettemin de nodige gevolgen dient te hebben.
In de huidige praktijk is de handhaver een belangrijke blijvende speler in de frontlinie van onze samenleving. In de toekomst zullen zijn rol en taakstelling verder groeien. Hij heeft veel contacten met burgers, krijgt allerlei soorten meldingen. Loop eens een dag mee en u zult zien hoe vaak boa’s te maken hebben met agressie of situaties die gemakkelijk in agressie kunnen ontaarden.
Steeds meer korte lontjes
Er zijn steeds meer mensen met korte lontjes, wijken met polarisatie tussen groepen, verwarde mensen, en mensen onder invloed in het openbaar. Daardoor ligt eerder escalatie op de loer. En dan staat een handhaver met lege handen. Zie bijvoorbeeld hoe handhavers werden belaagd in Schiedam en Rotterdam Zuid. Dan zijn de verbale vaardigheden en de non-verbale opstelling of houding de belangrijkste eerste instrumenten die hij inzet. Maar helaas, anno 2020 is dit niet meer voldoende.
Dan is de logische vraag: als het bestuur de handhaver een dergelijke nadrukkelijke rol wil geven in de huidige samenleving, wat heeft die handhaver dan nodig? Aanvullende geweldsmiddelen horen daarbij. Daarom is het goed dat handhavers straks, na een besluit van de driehoek een wapenstok kunnen krijgen. En mogelijk ook een taser of peperspray.
Geweldsmonopolie
Handhavers moeten zich kunnen verweren, om zichzelf én omstanders te kunnen beschermen. Maar ook om als overheid te kunnen doorpakken en te laten zien dat handhaven serieus moet worden genomen. Het is niet reëel een grens te trekken tussen verdedigingswapens en aanvalswapens. Het geweldsmonopolie kan niet alleen meer liggen bij de polite.
Wij zijn benieuwd hoe de driehoek de keuze gaat maken als het gaat om de vraag voor welke taken medewerkers dan een wapenstok kunnen krijgen. En wanneer er dus sprake is van ‘mogelijke gevaarlijke situaties’ . Geldt dat voor de boa die toezicht houdt in het openbaar vervoer? Dat ligt voor de hand, evenals voor de boa die in de binnenstad van een grote stad werkt. Maar hoe pakt dit bijvoorbeeld uit voor de boa die in het centrum van een middelgrote provinciale stad werkt?
Het beschikken over een wapenstok of andere geweldsmiddelen vraagt veel van de medewerkers en de organisatie. Het inzetten van deze middelen mag geen lichtvaardige keuze zijn. Terecht wordt in het besluit aangegeven dat boa’s goed hiervoor opgeleid moeten zijn. Er wordt ook gesproken over ‘stevig in je schoenen staan’. Wij zien dat als een belangrijke voorwaarde: de fysieke en mentale weerbaarheid van de handhaver moet voldoende zijn.
Visie werkgever vereist
We realiseren ons op basis van onze ervaring bij de handhaving dat niet elke handhaver aan deze eis kan voldoen. Dat betekent voor de organisatie dat zij zich moet bedenken dat sommige handhavers dan niet meer voor die taak inzetbaar zijn. Dat vraagt een visie van de werkgever op inzetbaarheid.
Daarnaast zijn wij van mening dat senioren, coördinatoren of aanvoerders niet meer kunnen volstaan met een (HTV) niveau 3 opleiding. Van hen wordt juist het coachen van medewerkers, coördineren van de dagelijkse aansturing en analyseren van de oorzaken van problemen verwacht. Verdere groei naar een professionele organisatie vraagt meer geweldsmiddelen, meer opleiding én een visie op competenties en inzetbaarheid van handhavers.
Michiel Jansen en Marcel Zethoven zijn voormalige politiemedewerkers nu adviseurs sociale veiligheid bij resp. Factor Veiligheid en Segment
Geef een reactie