Vandaag aan de dag spreken we al over een derde Kabinet Schoof. Bij het aantreden van zijn eerste Kabinet, aan het begin van de zomer van 2024, zag het nog zo hoopvol uit voor het binnenlands bestuur. Het moederdepartement van Binnenlandse Zaken was toegevallen aan een vertegenwoordiger van NSC, een partij die zich profileerde op ‘goed bestuur’. Dat de minister een achtergrond had als rechter sprak zeker niet tegen haar. Tenminste iemand die gevoel zou hebben voor staatsrechtelijke verhoudingen.
In de praktijk viel het wat tegen. De verhoudingen tussen het Rijk en de decentrale overheden, met name de gemeenten, holden in rap tempo achteruit. Op geen enkel moment kreeg je de indruk dat de minister van BZK een brug probeerde te slaan tussen de gemeenten en de vele bewindspersonen die decentrale overheden toch vooral als uitvoeringsorganisatie van het Rijk wilden zien. Vergezichten over de interbestuurlijke verhoudingen zijn er niet gepasseerd. Ondertussen zijn er in verschillende regio’s initiatieven voor herindeling, maar een overkoepelende visie op de gewenste actuele taken en schaal van gemeenten (ook wel populair aangeduid als bestuurskracht) is er niet. Nadat Schoof 1 viel, was het vanwege de demissionaire status van Schoof 2 al weinig aannemelijk dat er nog stoute plannen zouden volgen. En ondertussen is ook de NSC-minister van Binnenlandse Zaken afgetreden. Deze is opgevolgd wordt door een BBB-bestuurder, die een achtergrond heeft als beroepsmilitair en rechercheur. In de huidige tijden is een dergelijke ervaring zeker nuttig. Maar het zijn geen kwalificaties waar ik als eerste aan zou denken als het gaat om de inrichting van het binnenlands bestuur.
In oktober zijn er verkiezingen, ongetwijfeld gevolgd door een lange en moeizame periode voor de formatie van een nieuw Kabinet. Gezien alle lastige thema’s ligt het weinig voor de hand dat er in de formatie veel aandacht zal zijn voor het binnenlands bestuur. Een nieuwe minister van Binnenlandse Zaken zal weer de tijd moeten nemen om te verkennen wat de uitdagingen zijn, en welke speelruimte die heeft.
Thorbecke benadrukte ooit dat het bestuur zich als een levend organisme moet aanpassen aan de steeds veranderende uitdagingen. Maar ondertussen is er zo jaren stilstand in de ontwikkeling van het openbaar bestuur.
Peter Castenmiller is als senior-onderzoeker werkzaam bij PBLQ en doet al vele jaren onderzoek in het decentraal bestuur. Hij is tevens verbonden aan het Instituut Politicologie van de Universiteit Leiden en de Faculteit Bestuurskunde van de Vrije Universiteit.




Sinds Thorbecke is er heel wat water door de Rijn gestroomd. De hoofdfuncties van de rivier zijn gebleven: (water)afvoer en (bulk)transport. Het water is H2O gebleven. De afvalstoffen zijn die worden afgevoerd veranderden met de tijd. Het opruimen, gelukkig, ook. Helaas wel achteraf. De huidige afvalstromen van vele chemicalien, (micro)plastics, etc. zijn steeds moeilijker te detecteren en te verwijderen. De lessen van ‘voorkomen is beter dan genezen’ worden nog steeds onvoldoende toegepast.
Veel erger is het gesteld met de ‘brede’ luchtverontreiniging. Ook daar blijven we echter doorgaan met onze oude vertrouwde wegwerpeconomie. Meer dan 70% van de burgers wil het klimaatprobleem opgelost hebben. Het IPCC begint in november aan de 30e jaarlijkse conferentie. De doelstelling voor 2050 raakt steeds verder uit beeld. De symptomen zijn erger dan verwacht en vragen om een herwaardering. De prioriteit voor de oplossing is gedaald naar 5 op het gemiddelde lijstje van de politieke partijen.
In deze dynamische wereld is een kabinetsbeleids nodig waar, mondiale, oplossingen op zeer korte termijn, <10 jaar, noodzakelijk zijn. Alleen beleid is daarvoor onvoldoende. Ook de operationele uitvoerbaarheid dient gewaarborgd te zijn. Al was het alleen maar om het debiet van de Rijn in de toekomst te garanderen…
…het water is H2O gebleven, net als de hoofdfuncties: transport en afvoer. an de rivier het afval wijzigde in