Kinderen in armoede geven hun leven een lager cijfer dan leeftijdsgenoten met meer geld. Voor kinderen in armoede die verschillende problemen tegelijk hebben, is de kwaliteit van leven nog lager. En het huidige beleid rondom armoede schiet vaak tekort. Dit blijkt uit een rapport van de Kinderombudsman.
Structurele onzekerheid voor kinderen
De Kinderombudsman doet sinds 2016 elke twee jaar het onderzoek ‘Als je het ons vraagt’. Daarin worden vragen aan kinderen gesteld over veertien onderwerpen (omgevingsvoorwaarden) die te maken hebben met de kwaliteit van hun leven. De helft van de onderwerpen gaat over het leven binnen het gezin, en de helft over het leven daarbuiten. Er worden ook vragen over geld gesteld. De uitkomsten van de studies van de afgelopen tien jaar zijn bekeken om te onderzoeken of de situatie van kinderen met weinig geld thuis is verbeterd sinds 2016. Dit leidde tot het rapport ‘Opgroeien in onzekerheid’.
Kinderen die in armoede leven zijn gemiddeld negatiever over hun leven dan kinderen die niet in armoede leven. Het verschil is vooral groot op de voorwaarde ‘zekerheid’. Dan gaat het om het meemaken van plotselinge veranderingen, zoals verhuizen of van school veranderen. De onzekerheid werkt door in hun welbevinden. De stress en zorgen over geld beletten kinderen zich vrij te ontwikkelen en mee te doen met leeftijdsgenoten.
Verschillen kleiner tijdens coronapandemie
Kinderen in armoede kunnen een gevoel van uitsluiting ervaren. Ze missen bijvoorbeeld schoolreisjes, sportactiviteiten en verjaardagsfeestjes omdat hun ouders dit niet kunnen betalen. Dit kan leiden tot schaamte en eenzaamheid. In dat opzicht is het opvallend dat de verschillen in welbevinden tussen kinderen in armoede en kinderen die niet in armoede leven kleiner waren in 2020. Dat was tijdens de coronapandemie. Toen gaven kinderen in armoede gemiddeld het hoogste cijfer aan hun leven. Een mogelijke verklaring is dat de verschillen tussen kinderen toen kleiner waren. Niemand kon naar school of sporten. Kwetsbare kinderen kregen ook vaker extra hulp. En er werd makkelijker over armoede gesproken, als iets waarmee iedereen te maken kon krijgen.
Losse maatregelen zijn niet voldoende
Gemeenten zijn volgens de Kinderombudsman verplicht om het welzijn van alle kinderen te bewaken en kinderrechten in hun beleid te verankeren. In de praktijk lukt dit echter onvoldoende. De invloed van armoede op het leven van kinderen is heel breed. Maar het effect van losse maatregelen is juist niet breed genoeg. Een visie op wat kinderen echt nodig hebben, ontbreekt vaak. Gemeenten concentreren zich te vaak op financiële randvoorwaarden en vergeten de belevingswereld van kinderen zelf. ‘Armoede is een probleem dat kinderen raakt op allerlei manieren. Dat los je niet op door ze een fiets of een laptop te geven. Toch is dat het beleid van veel gemeenten als die deze kinderen willen helpen.’
Bovendien zijn de verschillen tussen gemeenten groot. ‘Voor kinderen in verschillende gemeenten gelden verschillende regels. Dit is in strijd met het recht op gelijke behandeling (artikel 2 van het Kinderrechtenverdrag).’
Oproep: structurele aanpak en in gesprek gaan
De Kinderombudsman doet een dringende oproep aan zowel gemeenten als landelijke overheid om te investeren in een structurele aanpak die rekening houdt met de werkelijke behoeften van kinderen. Gemeenten moeten kinderen en hun gezinnen actief te betrekken bij beleidsvorming en uitgaan van hun perspectief. Ook is het noodzakelijk om meer inzicht te krijgen in de dagelijkse leefwereld van kinderen in armoede, zodat ondersteuning beter op hen wordt toegesneden. ‘Met kinderen zelf in gesprek gaan is heel belangrijk. Alleen dan begrijp je op welke gebieden ze hulp nodig hebben. En welke hulp dat moet zijn.’ Een laatste aanbeveling is ouders te ondersteunen, financieel en zo nodig in de opvoeding.




Geef een reactie