De kosten van de invoering van de Omgevingswet lopen de komende jaren overheidsbreed op tot mogelijk drie miljard euro. Driekwart hiervan ligt op het bordje van gemeenten. Nog tot 2032 zullen ze flink in de buidel moeten tasten.
De invoeringskosten van de Omgevingswet staan voor het eerste op een rij in het onderzoeksrapport dat minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) onlangs naar de Tweede Kamer zond. Gemeenten zijn in de periode van 2016 tot 2032 vermoedelijk zo’n 2,1 miljard euro kwijt aan de implementatie van de wet.
Het financiële onderzoek naar de zogeheten transitiekosten geeft voor het eerst een raming van de tot nu toe gemaakte kosten van de invoering van de wet en een verdere schatting van wat gemeenten nog tot het eindpunt in 2032 kwijt zijn. Het gaat om een nulmeting. Aan het eind van dit jaar verschijnt het eerste integrale financiële evaluatierapport. Dan komt Keijzer ook met de toegezegde invoeringstoets van de Omgevingswet.
De bewindsvrouw constateert dat de kosten ‘slechts beperkt zijn toegenomen’ vergeleken met eerdere studies, schrijft ze aan de Kamer. Daar lijkt opluchting uit te spreken.
In juni 2023 verscheen een geactualiseerde versie van het ‘Integraal Financieel Beeld’ (IFB) van de stelselherziening uit 2021. Beide onderzoeken zijn grotendeels op schattingen gebaseerd. De prognoses in het aangepaste IFB van 2023 blijken redelijk kloppend. De oorspronkelijke studie van 2021 ging uit van maximaal 1,9 miljard euro voor gemeenten.
Piek in 2024 en 2019
De meeste transitiekosten zijn gemaakt in 2024, het jaar van de invoering van de wet, en in de twee jaren hiervoor. Ook 2019 laat een piek zien, omdat gemeenten zich ook toen moesten voorbereiden op eerdere invoeringsdata in 2020 en later 2021. De inwerkingtreding van de wet werd beide keren uitgesteld.
Tot eind vorig jaar hebben gemeenten vanaf 2016 in totaal ruim 1,3 miljard euro uitgegeven aan de invoering van de Omgevingswet. De invoeringskosten houden nog jaren aan, wat deels te maken heeft met het regelmatige uitstel van de wet en de verplichte productie van instrumenten als de omgevingsvisie, uiterlijk begin 2027, en het omgevingsplan. Voor dit laatste instrument geldt een deadline van 2032.
De onderzoekers ramen deze toekomstige kostenpost tot dat jaartal op minimaal zo’n 840 miljoen euro.
Recente kritiek vanuit de adviesgroep voor het programma STOER van de minister luidt dat gemeenten onnodig veel tijd en kosten in het omgevingsplan steken. Veel gemeenten zijn opnieuw het wiel aan het uitvinden. De eerste aanzet van omgevingsplannen heeft daarmee tot een wirwar van plannen en regelgeving geleid.
Impact
De Omgevingswet heeft van de verschillende overheidslagen de meeste impact op de gemeenten, wat verklaart waarom zij het overgrote deel van de kosten voor de kiezen krijgen. Bijna de helft van de invoeringskosten gaat op aan het maken van de verplichte instrumenten als de omgevingsvisie en het omgevingsplan.
Circa een tiende van de kosten spenderen gemeenten aan het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). In totaal gaat het om een bedrag dat schommelt tussen de 220 en 330 miljoen euro. Dit zijn de eenmalige kosten voor het inrichten van de ICT en het aansluiten van systemen op het landelijke DSO.
Baten
De grote vraag is of gemeenten al deze kosten nog enigszins terug zullen zien in de vorm van eventuele baten van de wet.
De vereenvoudigde regelgeving en beduidend minder vergunningsplichtige activiteiten zouden immers lagere personeelskosten en minder administratieve rompslomp en dus kostenbesparingen met zich mee moeten brengen. Deze baten komen echter vooral bij burgers en bedrijven te liggen.
Gemeenten kunnen ook geen medewerkers vrijspelen, omdat ze meer moeten gaan doen aan toezicht en handhaving en omgevingsoverleg. Deze intensivering van het overleg aan de voorkant van een ontwikkelingsproject, het ‘anders werken’ volgens de Omgevingswet, vergt meer personele capaciteit.
Financiële besparingen die gemeenten zouden kunnen realiseren, worden bovendien gedeeltelijk te niet gedaan door het verlies aan legesinkomsten.
Daarmee is het financiële plaatje voor gemeenten weinig positief, zo waarschuwde gemeentekoepel VNG al bij het verschijnen van het geactualiseerde IFB in 2023.
Compensatie
Wel kunnen gemeenten bij de verdere implementatie van de Omgevingswet rekenen op financiële ondersteuning vanuit het Gemeentefonds. In de Meicirculaire van minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken) is voor dit jaar een bedrag van 80,7 miljoen euro beschikbaar gesteld.
In voorafgaande jaren ging het om hogere compensatie-uitkeringen, van 150 miljoen en 110 miljoen in 2022 en 2023. Over 2024 kregen gemeenten minder, namelijk 70 miljoen euro.
Vanaf de start van de voorbereidingen op de Omgevingswet in 2016 maken gemeenten zich al grote zorgen over de veel hogere invoeringskosten voor de wet. De ‘compensatie-euro’s zijn bij lange na niet genoeg.
Ook de wens van gemeenten om de kosten binnen tien jaar terug te verdienen, is een illusie gebleken. Dat bevestigt het recente onderzoek. De terugverdientijd voor gemeenten van alle investeringen schatten de onderzoekers op gemiddeld 28 jaar.
Het veelvuldige uitstel van de wet blijkt gemeenten daarmee nu ook financieel parten te spelen. Terwijl in 2020 met het Rijk is afgesproken dat de overgang naar de Omgevingswet kostenneutraal zou verlopen. De vele jaren uitstel van de inwerkingtreding van de wet hebben echter alleen maar tot hogere transitiekosten geleid.




Geef een reactie