De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het enkel invullen van een e-mailadres in het verplichte veld van een online contactformulier bij het indienen van een bezwaarschrift, niet betekent dat je als belanghebbende akkoord geeft om verder digitaal bereikbaar te zijn voor correspondentie in die procedure. Als een uitspraak op bezwaar dan toch naar dat e-mailadres wordt verstuurd, is dit niet volgens de voorgeschreven regels bekendgemaakt.
De casus
Een man ontving in juli 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting en maakte via een digitaal formulier bezwaar. Hij vulde daarbij ook een verplicht e-mailadres in. De gemeente stuurde de uitspraak op bezwaar vervolgens naar dit e-mailadres. De man stelde de uitspraak nooit ontvangen te hebben en vond dat hij geen toestemming had gegeven voor digitale correspondentie over het bezwaar. Desondanks vond de rechtbank dat hij door het invullen van het formulier akkoord was gegaan met digitale communicatie. Hierdoor liep de beroepstermijn volgens de rechtbank vanaf het moment van verzending van de e-mail. De man was het hiermee niet eens en stelde tegen de uitspraak van de rechtbank op het verzet beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad stelde dat een bestuursorgaan berichten elektronisch mag verzenden als duidelijk is dat de geadresseerde daarvoor kiest. Alleen het invullen van een verplicht e-mailadres bij een online bezwaar is daarvoor onvoldoende. Het bestuursorgaan moet nagaan of uitdrukkelijk is aangegeven dat elektronische communicatie over het bezwaar wordt gewenst en via welk adres dat gebeurt. Anders blijft gewone post de standaard.
Het gevolg: het cassatieberoep van de burger slaagde. De uitspraak op bezwaar werd niet op de juiste manier bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn pas begint te lopen nadat de burger de uitspraak daadwerkelijk heeft ontvangen. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verder onderzoek.



Geef een reactie