Tijdens corona viel op dat sommige souvenirwinkels in Amsterdam zonder klanten toch doorgingen, ondanks hoge huren en een lege binnenstad. Dit wekte sterk de indruk dat er sprake was van illegale activiteiten en zwart geld.
In een verhaal uit de praktijk van Nederland tegen de georganiseerde misdaad wordt beschreven hoe een ogenschijnlijk onschuldige souvenirbranche in de Amsterdamse binnenstad uitgroeide tot een belangrijke witwas- en ondermijningsconstructie.
Achter de façade van toeristenartikelen bleken contante transacties, schimmige leningen en zelfs de verkoop van ‘startpakketten’ voor drugshandel schuil te gaan, inclusief hydraulische cokepersen in de schappen. Een eerste stevige maatregel was de sluiting van meerdere winkels op basis van de Opiumwet.
Regionaal Informatie- en Expertise Centrum
De aanpak kreeg vorm via het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), waar politie, gemeente, Belastingdienst, Arbeidsinspectie en andere partners signalen en gegevens deelden. De souvenirbranche werd in 2021 als risicocasus ingebracht, waarna ruim tweehonderd winkels in kaart zijn gebracht aan de hand van indicatoren als strafbladen en onverklaarbare omzetstijgingen. Onder de vlag van de Ondermijningsbrigade trokken verschillende toezichthouders gezamenlijk de straat op voor gecoördineerde controles. Zo kon de Arbeidsinspectie gerichter arbeidsmarktfraude aanpakken, terwijl de Belastingdienst in de boeken keek en de gemeente bestuurlijke middelen inzet.
Belangrijke informatiebron waren verdachte transacties die na analyse door de FIU als verdacht worden aangemerkt en met opsporingsdiensten worden gedeeld. Toch is het straatbeeld nog niet volledig veranderd: malafide ondernemers verdwijnen zelden echt, maar schuiven vaak stromannen of katvangers naar voren. Volgens betrokkenen is het doorbreken van anonimiteit daarom cruciaal; het signaal dat er daadwerkelijk toezicht en handhaving is, maakt malafide partijen minder onzichtbaar.
Opdrijven vastgoedprijzen
Uit onderzoek naar de parallelle economie in de binnenstad blijkt dat criminele inmenging leidt tot opdrijving van huur- en vastgoedprijzen, oneerlijke concurrentie en aantasting van het rechtsgevoel van bonafide ondernemers. Daarom probeert de gemeente te voorkomen dat malafide partijen überhaupt kunnen starten. In 2021 is in een aantal ‘afglijdende’ straten een vergunningplicht ingevoerd voor detailhandel, waardoor nieuwe ondernemers en hun financiering worden gescreend. Een bredere vergunningplicht voor de hele souvenirbranche (ca. 250 winkels) is voorlopig gestrand vanwege de structurele kosten, maar er wordt gewerkt aan een lichtere variant.
Alleen een integrale, langdurige samenwerking werkt: geen enkele organisatie kan dit probleem alleen oplossen. Tegelijk tonen privacyregels, beperkte capaciteit en creatieve criminelen de grenzen van de huidige aanpak. Volgens de betrokkenen moet de overheid zichtbaarder en leidender worden om ondermijning duurzaam terug te dringen.




Geef een reactie