Rechtbank Noord-Holland erkent dat de parkeerbelastingaanslagen wettelijk juist zijn opgelegd, maar constateert dat er sprake is van een onbalans tussen gedragingen en gevolg.
De Rechtbank Noord-Holland deed onlangs uitspraak in een zaak waarbij eisers meerdere parkeerboetes ontvingen nadat zij hun auto hadden uitgeleend aan een kennis, met het doel deze uiteindelijk aan de kennis te verkopen. De kennis gebruikte de auto een aantal maanden, parkeerde die regelmatig zonder te betalen en zorgde zo voor maar liefst zeventien naheffingsaanslagen voor parkeerbelasting, waarvan zes in deze procedure ter discussie stonden. Eisers waren van mening dat de boetes niet aan hen, maar aan de kandidaat-koper opgelegd moesten worden, omdat de feitelijke parkeerovertredingen door die persoon waren begaan.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen strikt genomen correct aan de kentekenhouder (eisers) zijn opgelegd, omdat volgens de wet degene op wiens naam de auto staat, aansprakelijk is voor parkeerbelasting. Er was geen wettelijke uitzonderingsgrond van toepassing, zoals bijvoorbeeld bij diefstal of verhuur voor minder dan drie maanden.
Onbalans
Toch bestond volgens de rechtbank een duidelijke onbalans tussen het gedrag van eisers, die hun auto uit vertrouwen hadden uitgeleend, en het financiële gevolg: in korte tijd zestien parkeerboetes. Die onbalans zou kunnen worden ondervangen met een beleid voor repeterende parkeerboetes waarbij van alle naheffingsaanslagen met eenzelfde materiële oorzaak er een bepaald aantal in stand blijft en de rest wordt vernietigd, maar zo’n beleid heeft de gemeente (nog) niet.
Om het evenwicht te herstellen, verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde de boetes en veroordeelde de gemeente tot vergoeding van de gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht (€ 66,20 proceskosten en € 51 griffierecht).



Geef een reactie