Overheidsdeelnemingen krijgen volgens de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) nog te weinig aandacht als krachtig instrument voor het realiseren van maatschappelijke doelen, zoals de energietransitie.
De Nederlandse overheid is aandeelhouder in bijna 550 bedrijven, ook wel overheidsdeelnemingen. Zowel het Rijk als provincies, gemeenten en waterschappen zijn aandeelhouder in bedrijven. Circa 70% van de deelnemingen is actief in het domein van de fysieke leefomgeving en infrastructuur.
In het advies ‘Deelnemen zonder dogma’s’ stelt de Rli dat deelnemingen – bedrijven waarin de overheid aandeelhouder is, zoals het Havenbedrijf Rotterdam, Invest-NL, Energiebeheer Nederland en Vitens – vaak onterecht bekendstaan om vermeende risico’s, terwijl hun dagelijkse bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving cruciaal is.
De raad benadrukt dat deze overheidsbedrijven essentieel zijn voor grote opgaven als de uitbreiding van infrastructuur voor duurzame energie, de herstructurering van de industrie en het waarborgen van economische veiligheid, bijvoorbeeld door bescherming tegen ongewenste buitenlandse overnames. Toch blijft de impact van ruim 350 bestaande deelnemingen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, economie en energie vaak onderbelicht. Volgens de Rli worden hierdoor kansen gemist voor versnelling en sturing bij urgente transitie-uitdagingen.
Knelpunten
Er zijn drie structurele knelpunten die de effectiviteit van deelnemingen beperken:
- Publieke belangen, zoals duurzaamheid of sociale waarde, zijn bij veel deelnemingen niet expliciet en gezamenlijk met het bedrijf geformuleerd.
- De afstemming tussen de rol van de overheid als aandeelhouder en als beleidsbepaler is vaak onvoldoende, wat kan leiden tot tegenstrijdige signalen richting het bedrijf.
- Gemeenten, provincies en het rijk beschikken niet altijd over de specialistische kennis of capaciteit om gelijkwaardige partners te zijn in de samenwerking met deelnemingen.
De Rli pleit voor een meer open, strategische benadering van het instrument deelnemingen, met nadruk op kansen en samenwerking – niet alleen op het afdekken van risico’s. Gemeenten en andere aandeelhouders zouden proactief, samen met hun deelnemingen, publieke doelen en lange termijn uitkomsten moeten bepalen. Verder zou het instrument vaker moeten worden ingezet bij grote maatschappelijke opgaven, zoals duurzame energie, circulaire economie en digitale veiligheid.
Tot slot adviseert de raad de samenwerking en kennisdeling tussen decentrale overheden te versterken en regionaal te organiseren, zodat overheidsdeelnemingen hun potentie volledig kunnen benutten in dienst van de leefomgeving en publieke waarden.




Geef een reactie