
De stijging van de huizenprijzen houdt komende jaren nog aan, voorspelt De Nederlandsche Bank (DNB). Prijsopdrijvers zijn het beperkte aanbod van huizen en de toename van de lonen, waardoor mensen meer kunnen lenen voor hun hypotheek. CBS-cijfers laten zien dat de prijsstijging in bijna alle gemeenten is waar te nemen.
Een gemiddeld huis zal volgens de Voorjaarsraming 2025 van DNB volgend jaar zo’n 544.000 euro gaan kosten. Daarmee wordt een koophuis voor een groeiende groep huizenzoekers onbetaalbaar. Om dit bedrag volledig met een hypotheek te financieren is namelijk een bruto-inkomen nodig van ongeveer 111.000 euro. Naar schatting heeft volgend jaar nog maar een op de drie huishoudens hiervoor een toereikend inkomen. Tien jaar geleden kon nog meer dan de helft van de huishoudens een gemiddeld huis zelfstandig financieren, zonder inleg van eigen geld of hulp van familie. Voor 2025 gaat DNB uit van een verdere prijsstijging van ruim 7 procent. In 2026 en 2027 zal dat rond de 4 procent liggen, op basis van een verwachte licht oplopende hypotheekrente.
Na kleine dip weer stijgende lijn
De prijzen van bestaande koopwoningen bereikten volgens het CBS historisch gezien in juli 2022 een piek. Daarna sloeg de trend om en daalden de huizenprijzen voor het eerst sinds 2013. De dip hield een jaar lang aan. Vanaf juni 2023 stijgt de gemiddelde huizenprijs weer. Dat is terug te zien in de eerstekwartaalcijfers van 2025, met een gemiddelde prijsstijging voor een bestaande woning van 10,9 procent voor heel Nederland. In april zette de toename door en moest je voor een gemiddeld huis al 472.054 euro neerleggen, 10,2 procent meer dan in dezelfde maand een jaar eerder. Volgens het CBS liggen de prijzen inmiddels gemiddeld 11 procent hoger dan tijdens die piek in 2022.
Meer betalen in bijna alle gemeenten
In samenwerking met het Kadaster heeft het CBS ook een uitsplitsing gemaakt per gemeente. Dit vond plaats aan de hand van de prijsontwikkelingen van bestaande koopwoningen in 317 gemeenten. Uit deze nieuw ontwikkelde data blijkt dat de prijzen van bestaande koopwoningen in het eerste kwartaal in bijna alle gemeenten zijn gestegen ten opzichte van dezelfde periode in 2024. De prijzen namen met 19,8 procent het hardst toe in Bunnik, gevolgd door Waddinxveen met 18,7 procent en Gouda met 18 procent. Ook Edam-Volendam zag de prijzen met 16,7 procent fors stijgen. Vught en Texel waren de enige twee gemeenten met dalende huizenprijzen ten opzichte van de vergelijkbare periode vorig jaar. De prijzen daalden daar respectievelijk met 1,4 procent en 0,1 procent. In een van de duurste gemeenten van het land, Bergen in Noord-Holland, bleven de prijzen met 0,2 procent vrijwel stabiel.
Starters grijpen naar andere middelen
Vooral voor starters is de huidige situatie volgens DNB problematisch, zo valt te lezen in hun prognose over de huizenprijzen. Starters zien zich in toenemende gedwongen om hun spaargeld in te zetten of leningen of schenkingen bij vrienden of familie te regelen. Wat het voor deze groep extra lastig maakt, is dat het aanbod aan huurwoningen, het alternatief van een koophuis, eveneens beperkt is en bovendien ook steeds minder betaalbaar.
Brede hervorming woningmarkt nodig
Verhoging van de leenruimte biedt volgens de centrale bank geen oplossing, omdat een dergelijke maatregel de huizenprijzen alleen maar verder zou opdrijven. In plaats daarvan is een brede hervorming van de woningmarkt nodig. DNB pleit voor zowel het bijbouwen van huizen als voor het beperken van maatregelen als de hypotheekrenteaftrek. Dit fiscale voordeel voor huiseigenaren jaagt volgens de bank de vraag naar woningen en daarmee de huizenprijzen alleen maar aan. Een verdere afbouw van hypotheekrenteaftrek ligt in politiek Den Haag echter gevoelig. Ook met de bouw van voldoende huizen om de woningnood op te lossen schiet het vooralsnog niet op. Het inmiddels demissionaire kabinet Schoof heeft op dit dossier afgelopen jaar weinig kunnen bereiken.
Geef een reactie