Het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW biedt uitvoeringsinstanties ruimte om mensen actief te informeren over sociale regelingen. Daarmee wil het kabinet het niet-gebruik van uitkeringen en voorzieningen in de sociale zekerheid terugdringen.
Nieuwe bevoegdheid UWV, SVB en gemeenten
Het wetsvoorstel Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet proactieve dienstverlening SZW) regelt dat UWV, SVB en gemeenten voortaan bevoegd zijn om proactieve dienstverlening toe te passen. Ze mogen mensen gevraagd en ongevraagd gericht informeren en adviseren over relevante uitkeringen en voorzieningen. Daarnaast kunnen ze faciliteren bij het doen van een aanvraag. Bijvoorbeeld door vooraf aanvraagformulieren in te vullen of door meerdere aanvragen samen te voegen in één procedure. De doelstelling is het versterken van de bestaanszekerheid en participatie, en het verkrijgen van zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van werk en inkomen.
Concrete invulling en waarborgen
Proactieve dienstverlening vindt uitsluitend vóór een aanvraag plaats. Zodra iemand een uitkering of voorziening aanvraagt, is sprake van reguliere dienstverlening. De verstrekking van informatie en advies moet betrekking hebben op ‘relevante’ regelingen: alleen wanneer een gerede kans bestaat dat de betrokkene er recht op heeft. Het wetsvoorstel bevat aanvullende waarborgen, zoals een expliciete opt-out bepaling. Zodra een burger bezwaar maakt tegen de verwerking van persoonsgegevens voor proactieve dienstverlening, moet de instantie ermee stoppen. Persoonsgegevens die voor proactieve dienstverlening worden verstrekt, mogen bovendien niet worden gebruikt voor handhaving.
Advies Raad van State
De Raad van State onderschrijft het belang van het tegengaan van niet-gebruik. De afdeling plaatst wel kanttekeningen bij proactieve dienstverlening als discretionaire bevoegdheid. De effectiviteit van de aanpak is daarmee afhankelijk van de uitvoeringscapaciteit en kundigheid van de SUWI-partijen. Daarnaast is het mogelijk dat er tussen de SUWI-partijen verschillend wordt omgegaan met de bevoegdheid tot proactieve dienstverlening. De Afdeling wijst erop dat dit niet mag leiden tot ongelijke behandeling van gelijke gevallen.




Geef een reactie