Gemeenten in Zuid-Limburg willen graag met grote bedrijven in gesprek over mogelijke compensatie voor de negatieve gevolgen van de mijnbouw in de regio. Vijftig jaar na het sluiten van de steenkolenmijnen zijn de economische en sociale effecten nog steeds voelbaar.
Destijds waren sommige mijnen in handen van de Staat en die bood bij de sluiting in 1975 wel ondersteuning, maar vier particuliere mijnbedrijven deden dat niet, tot grote teleurstelling van veel Limburgers.
De discussie over een ereschuld is weer opgelaaid na onderzoek van Marc Hermans meldt Nieuwsuur. Hij stelt dat de particuliere bedrijven nooit hun verantwoordelijkheid hebben genomen voor de problemen die door de mijnsluiting ontstonden. Hermans vindt dat de bedrijven, die veel winst maakten, nu ook zorg moeten dragen voor de nazorg aan de regio. Zijn oproep krijgt veel steun, onder meer van de burgemeesters van de zeven Parkstad-gemeenten. Zij delen de mening dat er een gezamenlijk verleden is met de mijnbedrijven en dat het tijd is om te verkennen of er ook een gezamenlijke toekomst mogelijk is.
Gevolgen nog altijd voelbaar
De impact van de mijnsluiting was groot: ongeveer 75.000 mensen raakten werkloos en velen vertrokken uit het gebied. Voor de achterblijvers maakte welvaart plaats voor armoede, en tot de dag van vandaag kampt Heerlen, ooit een van de rijkste steden van Nederland, met grote sociaaleconomische problemen. Hermans noemt het immoreel dat de particuliere bedrijven nooit hun verantwoordelijkheid namen en de regio in de steek lieten. Oud-mijnwerker Jo Wiertz en vrijwilligers als Nancy, die werkt bij een voedselhulporganisatie, bevestigen dat de gevolgen nog altijd merkbaar zijn.
De burgemeesters hebben hun compensatieverzoek vooral gericht aan de families die destijds eigenaar waren van de particuliere mijnen, waaronder de familie Van der Vorm—nu grootaandeelhouder van HAL Investments. HAL stelt echter nooit betrokken te zijn geweest bij de Limburgse mijnen. Een andere familie, Wendel, meent dat zij destijds correct en met respect voor hun personeel hebben gehandeld.
Toch blijft de roep om compensatie levend, onder andere via initiatieven als een schuldenfonds, vergelijkbaar met een fonds in Rotterdam waaraan de familie Van der Vorm meewerkt. Hermans benadrukt dat er dan ook voor de mijnwerkers in Limburg erkenning en ondersteuning zou moeten zijn, omdat hun inspanningen mede aan de basis liggen van het familiekapitaal.




Geef een reactie