Het wetsvoorstel van demissionair minister Keijzer van VRO, over het schrappen van voorrang voor statushouders bij een sociale huurwoning, is in strijd met de Grondwet. Dat zegt de Raad van State in een maandag uitgebracht negatief advies. Keijzer laat schriftelijk weten dit advies naast zich neer te leggen en het wetsvoorstel toch zo snel mogelijk naar de Tweede Kamer te sturen.
Vorige week presenteerde het Ministerie van VRO in de begroting 2025-2026 dit wetsvoorstel nog als een belangrijke bouwsteen om de regie op de woningmarkt terug te pakken. Het wetsvoorstel introduceert een, gefaseerd in te voeren, verbod om statushouders, asielzoekers met een verblijfsvergunning, voorrang te verlenen bij het verkrijgen van een sociale huurwoning. Hiermee moet volgens het kabinet ‘de positie van statushouders normaliseren ten opzichte van andere woningzoekenden’. Statushouders worden onder de nieuwe wet zelf verantwoordelijk voor het regelen van hun huisvesting, bijvoorbeeld via hun netwerk of particuliere huur.
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
De Raad van State (RvS) stelt in haar advies over het wetsvoorstel dat de regering bij de verdeling van schaarse betaalbare huurwoningen voor dilemma’s wordt gesteld. Daarbij moet het kabinet bepalen wie onder welke omstandigheden toegang krijgt tot sociale huurwoningen. ‘Er moeten criteria worden geformuleerd om tot een zo eerlijk mogelijke verdeling te komen. Daarbij is onder meer van belang dat de verlening van een verblijfsvergunning gepaard gaat met een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor adequate huisvesting van vergunninghouders’, aldus de RvS.
In strijd met de Grondwet
En daar gaat het mis. De RvS constateert in haar advies namelijk dat vergunninghouders een ongunstige uitgangspositie hebben op de woningmarkt. Het wetsvoorstel van Keijzer ‘ontneemt gemeenten de mogelijkheid om deze achterstand met een voorrangsregeling te compenseren en dat leidt tot ongelijke behandeling’.
Het kabinet belooft intussen om maatregelen in te voeren die de positie van vergunninghouders op de woningmarkt moeten verbeteren en hen in een gelijke uitgangspositie moet brengen als andere woningzoekenden. Maar in het advies schrijft de RvS dat het niet realistisch is om te verwachten dat deze maatregelen op tijd effect zullen hebben. Vergunninghouders blijven daardoor op achterstand staan. ‘Hierdoor komt het wetsvoorstel in strijd met het recht op gelijke behandeling dat door de Grondwet wordt gewaarborgd’, aldus de RvS.
Beslissing niet meer bij gemeenten
Gemeenten kunnen onder de huidige Huisvestingswet 2014 met de zogeheten ‘urgentiecategorieën’ zelf hun eigen beleid bepalen rond de verdeling van sociale huurwoningen. Als gevolg van het nieuwe wetsvoorstel is dat straks voorbij. Dan mogen gemeenten in geen enkele situatie meer beslissen om vergunninghouders als groep voor voorrang in aanmerking te laten komen. Terwijl gemeenten daar volgens de RvS juist de aangewezen partij voor zijn. Bovendien maakt het voorstel het erg moeilijk voor gemeenten om nog aan de wettelijke taakstelling te voldoen om statushouders te huisvesten.
Eerder dit jaar tekenden 16 gemeenten al protest aan tegen het aankomende verbod om statushouders met voorrang te huisvesten in sociale huurwoningen. ‘Onmenselijk, een schijnoplossing en bovendien een onuitvoerbare taak. Bovendien lost het de woningnood niet op’, schreven destijds Amsterdam, Delft, Den Haag, Deventer, Eindhoven, Enschede, Groningen, Haarlem, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Westerwolde, Sittard-Geleen, Tilburg, Utrecht en Venlo.
Keijzer legt advies naast zich neer
De RvS stelt in het advies dat het niet positief over het wetsvoorstel kan adviseren vanwege de ongelijke behandeling van de statushouders die in strijd is met de Grondwet en vanwege de nadelen voor gemeenten. Zij adviseert de regering om het wetsvoorstel daarom niet bij de Tweede Kamer in te dienen. Dat is tegen het zere been van initiatiefneemster Keijzer. De minsiter laat maandag al snel na de publicatie van het RvS-advies schriftelijk weten dit naast zich neer te leggen. Zij gaat het wetsvoorstel alsnog zo snel mogelijk naar de Tweede Kamer sturen. Inhoudelijk gaat ze niet in op de kritiek van de Raad van State.




Eindelijk een minister die lef heeft. In de Huisvestingswet 2014 stond: als de gemeente een huisvestingsverordening vaststelt daar minimaal de in de wet genoemde urgentie categorieën moesten worden opgenomen. De helft van de gemeentes hebben de wet gelezen als: wij kunnen een huisvestingsverordening vaststellen, maar het is geen verplichting. De helft van de gemeentes heeft dit mogelijk gebruikt om geen huisvestingsverordening vast te stellen en dus ook geen urgentie categorieën aan te wijzen. Daar is de bron van alle ellende. Bij de ene gemeente met een verordening werden de in de wet genoemde categorieën wel als urgent behandeld. De gemeentes zonder huisvestingsverordening hadden geen urgente categorieën woningzoekenden. Hoe deze gemeentes zonder huisvestingsverordening met urgente woningzoekenden omgingen was duister en soms wel onrechtmatig. Statushouders als urgente woningzoekenden behandelen prima, maar dan ook minimaal de in de Huisvestingswet 2014 genoemde urgentiecategorieën meenemen.
Een ervaringsdeskundige.