Op 1 april 2025 stonden bijna 60.000 mensen geregistreerd met een woonadres op een vakantiepark. Zes jaar eerder, in 2019, ging het nog om ruim 51.000 personen, zo blijkt uit recente cijfers van het CBS-dashboard ‘Zicht op Vakantieparken’.
Het aantal mensen dat op een vakantiepark ingeschreven staat, stijgt al jaren. Gelderland telt met circa 10.000 registraties de meeste bewoners op vakantieparken. Daarna volgen Noord-Brabant (meer dan 9.000) en Overijssel (ruim 7.000). Groningen heeft het laagste aantal ingeschrevenen op vakantieparken.
Noord-Beveland is de gemeente met relatief gezien de meeste ingeschreven vakantieparkbewoners: bijna 750 per 10.000 inwoners. Baarle-Nassau en Ommen kennen ook relatief hoge aantallen. Absoluut gezien woont het grootste aantal mensen in de gemeente Ommen op een vakantiepark (1.230 personen).
Leeftijdsopbouw
Vakantieparkbewoners zijn gemiddeld ouder dan de rest van Nederland: 26% is 65-plus, tegenover 21% landelijk. Ongeveer 19% van de ingeschrevenen op vakantieparken is 25 jaar of jonger.
In april 2025 behoorde 28% van de ingeschreven vakantieparkbewoners tot een eenpersoonshuishouden. In 2019 was dit 25%. Ter vergelijking: 19% van de totale Nederlandse bevolking bestond in 2025 uit eenpersoonshuishoudens.
Vakantieparken bieden regelmatig uitkomst aan mensen die door bijvoorbeeld financiële problemen buiten de reguliere woningmarkt vallen. Het aandeel bewoners met problematische schulden ligt er relatief hoog, al verschilt dat per provincie.
Nieuwe plannen
Minister Keijzer heeft onlangs een nieuw plan gepresenteerd om het wonen op een vakantiepark voor de komende tien jaar legaal te maken. Dat zou een tijdelijke oplossing voor de woningnood kunnen zijn, denkt ze. De legale status zou alleen gelden voor mensen die kunnen aantonen dat ze al sinds 16 mei 2024 in hun recreatiewoning wonen. Veel gemeenten zijn niet blij met dat plan en willen liever zelf in de hand houden of ze permanente bewoners van vakantiewoningen wel of niet toestaan.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) redeneert dat de verlichting van de woningnood maar marginaal is en dat er verwachtingen bij bewoners worden gewekt die niet kunnen worden waargemaakt.




Geef een reactie