Bestaanszekerheid gaat verder dan alleen inkomen: aspecten als gezondheid, veiligheid en sociale relaties spelen een belangrijke rol. Een bredere kijk maakt gerichter beleid mogelijk. Maar het brengt ook nieuwe uitdagingen met zich mee.
‘Financiële bestaanszekerheid is belangrijk, maar niet voldoende voor een menswaardig bestaan. Mensen hebben ook niet-materiële basisbehoeften, zoals een goede gezondheid, sociale interacties en persoonlijke ontwikkeling.’ Dat stellen de drie planbureaus (SCP, PBL en CPB) in het rapport ‘Bestaanszekerheid vanuit een bredewelvaartsperspectief’.
Meer dan geld: thema’s van brede welvaart
De planbureaus presenteren een bredere kijk op bestaanszekerheid. Ze onderscheiden acht samenhangende thema’s: subjectief welzijn, gezondheid, onderwijs en opleiding, ruimtelijke kwaliteit en samenhang, economisch kapitaal, natuurlijk kapitaal en sociaal kapitaal. Belangrijke inzichten zijn dat mensen niet alleen voldoende inkomen nodig hebben, maar ook toegang tot essentiële goederen en diensten zoals huisvesting, onderwijs en zorg. Sommige levensbehoeften zijn niet direct te koop, zoals schone lucht, veiligheid en maatschappelijke waardering. Daarnaast kunnen beperkingen zoals een handicap of digitale ongeletterdheid bestaanszekerheid onder druk zetten.
Verschillen tussen personen en samenhang in thema’s
De thema’s hangen onderling samen en kunnen elkaar zowel versterken als tegenwerken. ‘Meer werken zorgt bijvoorbeeld voor een hoger inkomen en de ontwikkeling van vaardigheden, maar kan ook leiden tot meer stress en een slechtere gezondheid.’ Omgekeerd kan het verbeteren van de woonsituatie van daklozen leiden tot een betere gezondheid, hoger welbevinden en grotere financiële onafhankelijkheid. Het Nationaal Actieplan Dakloosheid gaat ook uit van dit idee.
Het bredewelvaartsperspectief vraagt ook aandacht voor verschillen tussen personen: hoe ver mensen onder het bestaansminimum zitten, hoe lang, bij welke thema’s, en welke buffers ze hebben om tegenslagen op te vangen. ‘Ook is het relevant om te kijken hoeveel mensen zich net boven het minimum bevinden, en dus risico lopen.’ Risicofactoren zijn naast inkomen ook persoons- en omgevingskenmerken, zoals het opleidingsniveau, gezondheid, sociaal netwerk en regionale verschillen in beschikbaarheid van voorzieningen.
Relevantie en uitdagingen voor beleid
Een bredere benadering biedt diverse voordelen: beleid wordt integraler, tekorten en risicofactoren komen beter in beeld en groepen met niet-financiële tekorten blijven niet langer buiten beeld. ‘Een beter begrip van hoe een tekort bij één thema kan leiden tot andere tekorten maakt het mogelijk om een negatieve cascade vroegtijdig te doorbreken.’ Dit vraagt wel om keuzes: expliciet maken wat nodig is voor een minimum en op welke gebieden de overheid eindverantwoordelijk is. Voor sommige thema’s (zoals sociaal kapitaal of subjectief welzijn) is het niet eenvoudig te bepalen wat de overheid kan en moet waarborgen. Bovendien kunnen neveneffecten ontstaan, bijvoorbeeld wanneer bestaanszekerheidsmaatregelen voor huidige generaties ten koste gaan van toekomstige of buitenlandse brede welvaart. Het afwegen van deze effecten is volgens de drie planbureaus noodzakelijk voor effectief en rechtvaardig beleid.
Het uitvoeren van gericht beleid vraagt om samenwerking over beleidsdomeinen en bestuurslagen heen, wat extra complexiteit en privacy-uitdagingen met zich meebrengt. Toch zijn er binnen gemeenten al veel initiatieven op dit gebied. Bijvoorbeeld de armoedeaanpak in Apeldoorn en het Doorbraaknetwerk in Groningen.




Geef een reactie