
Het kabinet introduceert een nieuw wettelijk kader voor handhaving in de sociale zekerheid, waarmee gemeenten meer ruimte krijgen om maatwerk te leveren en de menselijke maat centraal te stellen.
Dit staat in het wetsvoorstel Wet handhaving sociale zekerheid dat naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Gemeenten krijgen meer ruimte om bij het opleggen van sancties, zoals waarschuwingen, boetes en maatregelen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde. Het uitgangspunt is dat niet langer iedere overtreding automatisch streng wordt gesanctioneerd, maar dat een zorgvuldige belangenafweging plaatsvindt. Dit betekent dat gemeenten kunnen afzien van sanctionering bij vergissingen of wanneer een sanctie niet bijdraagt aan het doel van de wet.
Uniform handhavingskader
Het wetsvoorstel introduceert een uniform handhavingskader voor alle socialezekerheidswetten. Dit komt tegemoet aan de wens van burgers en gemeenten om verschillen in handhavingsaanpak tussen uitvoeringsorganisaties te verkleinen.
Belangrijkste wijzigingen voor de gemeentelijke praktijk
Met de nieuwe wet wordt het afwegingskader voor het opleggen van maatregelen en boetes expliciet vastgelegd. Bij een sanctiebeslissing moet de aard en ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de eigen rol van het bestuursorgaan worden meegewogen. Dit biedt uitvoeringsprofessionals duidelijke kaders, maar ook ruimte om recht te doen aan individuele gevallen.
Maximale terugkijktermijn
Een andere belangrijke wijziging is de introductie van een maximale terugkijktermijn van vijf jaar voor het terugvorderen van onterecht verstrekte uitkeringen. Dit verlaagt de administratieve druk voor zowel gemeenten als burgers en voorkomt dat mensen tot twintig jaar terug hun administratie moeten overleggen. Ook wordt het mogelijk om in bepaalde gevallen af te zien van terugvordering.
Daarnaast wordt de kwijtscheldingstermijn voor schulden die zijn ontstaan door schending van de inlichtingenplicht verkort van tien naar vijf jaar. Dit biedt uitkeringsgerechtigden eerder perspectief op een schuldenvrije toekomst en sluit aan bij de veranderde visie op schuldenproblematiek.
De Raad van State uitte zich zeer positief over het wetsvoorstel. In haar reactie schreef zij dat de voorstellen een voorbeeld zijn van een goede balans tussen het maken van duidelijke regels en ruimte voor de uitvoering. Het wetsvoorstel omvat verschillende aanbevelingen van de Parlementaire Enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening (PEFD).
De verwachting is dat het aantal bezwaarzaken zal dalen, omdat beslissingen beter gemotiveerd worden en vaker wordt gekozen voor lichtere sancties zoals waarschuwingen. Dit vermindert de regeldruk voor gemeenten en draagt bij aan een efficiëntere uitvoering.
Evaluatie en implementatie
Het wetsvoorstel wordt na inwerkingtreding geëvalueerd. Gemeenten worden nauw betrokken bij de implementatie, zodat de overgang naar het nieuwe stelsel soepel verloopt en aansluit bij de dagelijkse praktijk. Als de Tweede en Eerste Kamer akkoord gaan met het wetsvoorstel, treedt het per 1 januari 2027 in werking.
Geef een reactie