Ruim 286.000 Nederlanders hebben een openstaande bijstandsschuld bij de gemeente. Het kabinet wil dat gemeenten meer handelingsvrijheid krijgen om deze schulden effectief te verminderen. Maar hoe groot zijn de verschillen in bijstandsschulden tussen de vier grootste steden, en welke impact hebben gemeentelijke beleidskeuzes en uitvoeringspraktijk op deze verschillen?
Onderzoekers analyseren in een artikel op ESB, een platform voor economen, de grote verschillen in bijstandsschulden tussen de vier grootste Nederlandse gemeenten en onderzoeken de oorzaken daarvan.
Er zijn grote verschillen in bijstandsschulden tussen de vier grootste gemeenten (G4): Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. In Nederland hebben eind 2023 ruim 286.000 mensen een openstaande bijstandsschuld bij hun gemeente. Het gemiddelde openstaande schuldbedrag is 6.600 euro. Ongeveer dertig procent van deze groep woont in een G4-gemeente. Gedurende de onderzochte periode lagen de percentages bijstandsgerechtigden met een schuld structureel hoger in Rotterdam en Den Haag dan in Amsterdam en Utrecht. In december 2023 had in Amsterdam 11% van de bijstandsgerechtigden een schuld, in Utrecht 15,4%, terwijl dit in Den Haag 24,7% en in Rotterdam 26,3% was. Daarmee is de kans op een bijstandsschuld in Rotterdam ruim tweeënhalf keer groter dan in Amsterdam. Opvallend is dat de gemiddelde schuld lager is waar de kans op een schuld groter is: 3.304 euro in Rotterdam en 4.326 euro in Den Haag, tegenover 5.006 euro in Amsterdam en 4.614 euro in Utrecht.
Type schulden
Grote verschillen bestaan ook in het type schulden. Vooral in Rotterdam zijn er veel vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht, met 9,6% in december 2023 tegenover 2,3% in Amsterdam. Het verschil komt voort uit lokaal handhavingsbeleid: Rotterdam voerde tot medio 2020 een streng handhavingsbeleid, terwijl Amsterdam en Utrecht kozen voor een mildere, signaalgestuurde aanpak met minder boetes. Vanaf 2020 daalt het aantal schulden in alle gemeenten. Volgens de gemeenten komt dit vooral door aanpassingen in beleid en uitvoering vanwege maatschappelijke discussies, de boodschappenaffaire en het toeslagenschandaal, waardoor meer nadruk is komen te liggen op maatwerk, coulance en het menselijke aspect bij terugvordering en incasso.
Bij vorderingen zonder overtreding van de inlichtingenplicht zijn de verschillen kleiner, maar ook hier liggen de percentages in Den Haag en Rotterdam hoger dan in Amsterdam en Utrecht. Leningen voor bijzondere bijstand worden in Amsterdam en Utrecht vrijwel altijd als gift verstrekt; Rotterdam en Den Haag hebben traditioneel vaker leningen verstrekt, maar Rotterdam verstrekt sinds mei 2024 eveneens vaker giften. De verschillen tussen de G4-gemeenten zijn dus voor een belangrijk deel te verklaren uit lokaal beleid en uitvoering, beïnvloed door politieke opvattingen, landelijke ontwikkelingen, en maatschappelijke discussies volgens de onderzoekers. De verschillen impliceren ook horizontale ongelijkheid: het risico op bijstandsschulden hangt mede af van de gemeente waarin iemand woont.
Het kabinet wil horizontale ongelijkheid verminderen door gemeenten meer ruimte te geven voor coulance en maatwerk, maar erkent dat beleidsvrijheid en uniformiteit voortdurend moeten worden gewogen.




Geef een reactie