De Woningbouwimpuls (Wbi) is het belangrijkste financiële instrument van het kabinet om woningtekort in Nederland aan te pakken maar zorgt niet voor snellere woningbouw meldt de Algemene Rekenkamer.
Tussen 2020 en 2024 was hiervoor 2,25 miljard euro beschikbaar. Dit geld ging als rijksbijdrage naar gemeenten, om zo de realisatie van meer én betaalbare woningen te ondersteunen. Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt echter dat de Wbi nauwelijks heeft bijgedragen aan een versnelling van de woningbouw en dat het effect op het aantal gerealiseerde woningen onzeker is. Wel is vastgesteld dat de Wbi een positief effect had op het aandeel betaalbare woningen binnen de ondersteunde projecten.
In een eerder onderzoek uit 2022 werd al geconcludeerd dat het niet aannemelijk was dat de Wbi haar gestelde doelen bereikte. De minister kon destijds onvoldoende aantonen dat er meer, sneller en betaalbaarder werd gebouwd dankzij de Wbi. Nu, enkele jaren later, zijn concrete resultaten zichtbaar, omdat projecten die in de eerste rondes Wbi-geld ontvingen daadwerkelijk gestart zijn. Uit het vervolgonderzoek blijkt echter dat 75% van deze projecten vertraging opliep, waarbij de meeste tot wel twee jaar langer duurden. Het Wbi-budget bleek niet effectief in het oplossen van de problemen achter deze vertragingen, en de dreiging van terugbetaling als extra druk had geen merkbaar effect.
De Rekenkamer heeft dan ook grote twijfel over het netto-effect van de Wbi op het aantal woningen. Hoewel alle Wbi-projecten zijn gerealiseerd, stopten bij projecten zonder Wbi-steun slechts drie van de achttien projecten voortijdig, wat wijst op een beperkt verschil. Daarnaast is het mogelijk dat Wbi-projecten andere niet-gesubsidieerde projecten verdringen, waardoor het totale effect moeilijk te bepalen blijft. Er is ook geen oplossing geboden om deze verdringing te voorkomen.
Wel meer betaalbare woningen
Wel heeft de Wbi geleid tot meer betaalbare woningen: bij een derde van de projecten zonder Wbi-ondersteuning daalde het aandeel betaalbare woningen met tien procentpunt of meer, terwijl dit bij Wbi-projecten slechts één keer voorkwam. Concrete maatregelen om betaalbaarheid op lange termijn te waarborgen, zoals heldere afspraken met gemeenten, ontbreken echter grotendeels.
De minister van VRO kan weliswaar sturen op de grote lijnen van de ruimtelijke ordening, maar heeft beperkt invloed, zelfs al stelt zij eisen aan het verstrekken van geld en worden de projecten actief gemonitord. Een grote verantwoordelijkheid voor woningbouw ligt bij gemeenten. Gebiedsontwikkeling en woningbouw zijn bovendien complexe processen waarbij veel partijen zijn betrokken en (meer) geld niet altijd de oplossing is. De doelen van de Wbi zijn in dat licht te ambitieus schrijft de Algemene Rekenkamer.
De Algemene Rekenkamer adviseert om het woningbouwbeleid sterker te baseren op samenhangende en onderbouwde maatregelen. Dit vraagt om flankerend beleid naast financiële instrumenten als de Wbi, zoals het versnellen van procedures en het beschikbaar maken van meer bouwlocaties. De Wbi zou daarbij ofwel een brede focus op betaalbaarheid kunnen krijgen, of juist moeten inzetten op complexe projecten met een duidelijk doel. Essentieel blijft het nemen van maatregelen die betaalbaarheid ook op de lange termijn garanderen.




Geef een reactie