Als afval tot een bepaald persoon te herleiden is, mag deze in beginsel als overtreder worden aangemerkt. Het is daarbij aan die persoon om het bewijsvermoeden te ontkrachten.
Een inwoner van Den Haag kreeg een boete omdat hij een stuk karton verkeerd had aangeboden bij een ondergrondse container. Hij had daar bezwaar tegen gemaakt, maar dat bezwaar werd door de gemeente Den Haag afgewezen. De inwoner stapte daarop naar de bestuursrechter, waarna de zaak uiteindelijk terechtkwam bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Toepassing bewijsvermoeden
De kernvraag is hier de toepassing van het bewijsvermoeden: mag het college in deze situatie de man als overtreder aanmerken louter op basis van het feit dat het afval tot hem te herleiden is, en is zijn verweer toereikend om het bewijsvermoeden te ontkrachten?
Als verkeerd aangeboden huishoudelijk afval tot een bepaalde persoon is te herleiden, mag er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling van worden uitgegaan dat dit afval door de betrokkene op onjuiste wijze is aangeboden en dat hij de overtreder is. Hierbij is de maatstaf dat wat de betrokkene daartegen aanvoert de juistheid van dat vermoeden in twijfel doet trekken. De betrokkene hoeft dus niet te bewijzen dat hij niet de overtreder was.
Als er voldoende twijfel is of iemand daadwerkelijk verantwoordelijk is voor het plaatsen van de afvalstoffen, dan is daarmee het bewijsvermoeden ontkracht. Het bestuursorgaan kan dan in dat geval aan de bewijslast voldoen door aannemelijk te maken dat de betrokkene toch de overtreder is. Daarvoor is dan meer nodig dan het enkel wijzen op de omstandigheden die de basis vormen van het bewijsvermoeden.
Argumenten van de inwoner
De man betwist niet dat het stuk karton van hem afkomstig is, maar stelt dat hij het stuk karton samen met een hele stapel in de container heeft gestopt en hij weet niet hoe het stuk karton naast de container is beland. Hij voerde aan dat het ook mogelijk was dat het karton op een andere manier naast de container terechtgekomen was, bijvoorbeeld doordat het via een andere opening of kant van de container naar buiten was gevallen.
Beoordeling door de Afdeling
Tijdens de zitting werd een foto van de betreffende container bekeken. Op basis van die foto oordeelde de Afdeling dat het verhaal van de appellant weinig aannemelijk was. De constructie van de container en de plaats van het karton maakten het niet geloofwaardig dat het karton ‘per ongeluk’ via de andere kant naar buiten was gevallen. Omdat er daarmee geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de toezichthouder, ging de Afdeling uit van de juistheid van het gemeentelijke standpunt: het karton is door de man verkeerd aangeboden.




Geef een reactie