Inwoners van Nederland zijn overwegend positief over hun reismogelijkheden, maar ervaren tegelijkertijd maatschappelijke en persoonlijke problemen met mobiliteit en bereikbaarheid.
Vrijwel iedereen in Nederland is dagelijks afhankelijk van mobiliteit — van scholieren tot werkenden en recreanten. Volgens onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) geven inwoners hun huidige reismogelijkheden en bereikbaarheid een gemiddeld rapportcijfer van 8,1. De overgrote meerderheid (89%) vindt de bereikbaarheid van hun gewenste activiteiten goed en 85% kan alle gewenste activiteiten daadwerkelijk uitvoeren. Toch worden er diverse maatschappelijke en persoonlijke problemen benoemd. Daarbij zijn er verschillen tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden.
Stad en platteland
Veel voorzieningen in stedelijke gebieden zijn beter bereikbaar dan in de meer perifere gebieden. Denk bijvoorbeeld aan kantoren, onderwijsinstellingen en winkels. Toch ervaren inwoners van hoogstedelijke gebieden vaker beperkingen. Hier zijn verschillende oorzaken voor. Beleving van bereikbaarheid komt niet altijd overeen met de berekende bereikbaarheid. Daarnaast verklaren sociale factoren meer dan geografische: voor mensen die voldoende hulpbronnen hebben, zoals geld, een sociaal netwerk en een goede gezondheid, is bereikbaarheid vaak een minder groot probleem. Ook ‘residentiele zelfselectie’ speelt een rol: mensen kiezen een woonplek die past bij hun bereikbaarheidseisen en voorkeuren. Daardoor accepteren inwoners van laagstedelijke gebieden vaak langere reistijden dan inwoners van hoogstedelijke gebieden.
Plattelandsbewoners zijn over het algemeen sterk afhankelijk van de auto: zij hechten ook veel belang aan autobereikbaarheid. Autobezit is op het platteland twee keer zo hoog als in stadscentra. Van de inwoners van niet-stedelijke gebieden vindt 56% dat ze sterk afhankelijk van de auto zijn, tegenover 39% van de inwoners van stedelijke gebieden. Mensen zonder toegang tot een auto en zonder rijbewijs ondervinden op het platteland ook vaker problemen met het bereiken van bestemmingen dan mensen met een auto.
In steden is er juist steeds meer aandacht voor de negatieve kanten van autobezit en -gebruik. De VNG wees er naar aanleiding van kabinetsplannen over automobiliteit bijvoorbeeld op dat auto’s in steden veel beslag leggen op schaarse ruimte.
Individuele beleving en bereikbaarheidsproblemen
Er is een duidelijk onderscheid tussen maatschappelijke en persoonlijke problematiek. De kosten van het ov en agressie in het ov en op de weg worden als grootste maatschappelijke problemen rond mobiliteit genoemd. Maar als het gaat om persoonlijke uitdagingen, worden kwesties rond autogebruik het vaakst genoemd: agressie, autokosten, parkeerkosten en files. Kosten van het openbaar vervoer vullen de top vijf aan. Opvallend is dat niet iedereen direct persoonlijk hinder ondervindt van een genoemd probleem; soms spelen normen en waarden een rol.
Mobiliteit is voor de meeste Nederlanders niet het belangrijkste maatschappelijke thema. Onderwerpen als de woningmarkt en gezondheid en zorg worden vaker genoemd. Tegelijkertijd hangen veel van deze thema’s samen met mobiliteit. Ontwikkelingen op de woningmarkt brengen bijvoorbeeld ook mobiliteitsuitdagingen met zich mee.
Minder positieve gevoelens over ov
Over het algemeen zijn mensen positief over de auto en de fiets, en zijn ze negatiever over het openbaar vervoer. Vooral de fiets roept positieve gevoelens op, terwijl met het ov juist vaker gevoelens van afkeer gepaard gaan. Deze gevoelens hangen ook samen met hoe vaak een vervoerswijze wordt gebruikt: mensen die vaker gebruik maken van het ov, zijn er minder negatief over dan mensen die er nooit gebruik van maken. Desondanks blijft het oordeel negatiever dan over wandelen, fietsen en autogebruik. Dat hangt onder andere samen met (het beeld van) agressie en onveiligheid in het ov. Vooral vrouwen voelen zich relatief vaak onveilig in het openbaar vervoer. Het plan van het kabinet om stations veiliger te maken sluit hier direct op aan.




Geef een reactie