
De woningmarkt in Nederland verkeert in crisis. Passende, betaalbare woningen zijn voor veel mensen niet te vinden. De komende jaren moeten er jaarlijks 100.000 nieuwe woningen worden gebouwd om deze crisis te bezweren. Daarbij is het gebruik van meer duurzame bouwmaterialen essentieel, stelt de Rli in een net uitgebracht advies Bouwen met toekomst. Anders dreigt er ook nog een bouwcrisis.
In dit advies onderzoekt de Rli (Raad voor de leefomgeving en infrastructuur) hoe de woningbouwplannen van het Rijk samen kunnen gaan met een reductie van de CO₂-uitstoot in de bouw. Het adviesorgaan richt zich daarbij op het gebruik van alternatieve bouwmaterialen. Binnen de woningbouw zijn het nu de conventionele bouwmaterialen, zoals beton en staal, die voor een aanzienlijk deel van onze nationale CO₂-uitstoot zorgen. Daar valt dus winst te behalen. Maar niet alleen dat, de EU gaat vanaf 2030 ook grenzen stellen aan de CO₂-uitstoot van nieuw te bouwen woningen. Een snelle omslag naar het gebruik van duurzame, klimaatvriendelijke bouwmaterialen is daarom van groot belang om te voorkomen dat Nederland in een nieuwe bouwcrisis terechtkomt.
Omslag naar duurzaam bouwen
De Rli komt in het advies met 5 strategieën voor een omslag naar het gebruik van meer duurzame materialen in de woningbouw. Zo kunnen bouwers minder bouwmaterialen gebruiken, door bijvoorbeeld te kiezen voor het splitsen of optoppen van bestaande woningen of voor het bouwen van kleinere woningen. Als tweede strategie adviseert de Rli het gebruik van minder of lichtere technische installaties voor de verwarming, koeling en ventilatie van een woning, het zogenoemd installatiearm bouwen.
Verder kan ook het hergebruik van bouwmaterialen en het gebruik van gerecyclede grondstoffen helpen. Dat kan bijvoorbeeld door betonplaten of stalen balken uit een gesloopt gebouw toe te passen in een nieuw gebouw. Of door grondstoffen uit een gesloopt gebouw terug te winnen voor hoogwaardig hergebruik. Een vierde strategie verwijst naar het gebruik van biobased bouwmaterialen, bijvoorbeeld materialen vervaardigd uit hout of vezelgewassen. Tenslotte kan een keuze voor CO₂-arme varianten van conventionele bouwmaterialen, zoals verduurzaamd beton of ‘groen’ staal bijdragen aan de vergroening.
Wachten op overheidssturing
Momenteel is er vanuit de overheid nauwelijks sturing, terwijl daar wel behoefte aan is. Hierdoor wacht het merendeel van de bedrijven in de bouwketen af en blijft vooralsnog conventionele bouwmaterialen gebruiken. Slechts een klein deel werkt op dit moment al hoofdzakelijk met duurzame materialen. En een wat grotere groep zet substantiële stappen om te komen tot een duurzaam materiaalgebruik.
Overheden hebben afgelopen jaren wel samen met marktpartijen diverse initiatieven in gang gezet om kennis en ervaring op te doen met duurzaam materiaalgebruik in de woningbouw. De regionale en gemeentelijke initiatieven hebben volgens de Rli in de praktijk echter nogal eens het nadeel dat ze resulteren in bovenwettelijke eisen. ‘Dat is voor de bouwsector onwenselijk.’
Fabrieksmatig bouwen
Woningfabrieken zijn in opkomst. In die fabrieken worden delen van of zelfs hele woningen in series gebouwd. Na transport kunnen ze in korte tijd op de bouwplaats in elkaar worden gezet. Fabrieksmatige woningbouw heeft diverse voordelen. Zo zorgt het voor een zuiniger gebruik van bouwmaterialen, minder bouwafval en minder vervoersbewegingen. Daarnaast biedt fabrieksmatig bouwen betere mogelijkheden voor hergebruik en recycling van materialen. Verder leidt fabrieksmatig bouwen ook nog eens tot een fors hogere arbeidsproductiviteit, niet onbelangrijk gezien de huidige krapte in de arbeidsmarkt.
Kosten
Het algemene beeld is dat het bouwen van woningen met duurzame materialen aanzienlijk duurder is dan het bouwen met conventionele materialen. Dat blijkt niet te kloppen, zo constateert de Rli in het advies. ‘Duurzaam bouwen kost gemiddeld genomen weliswaar iets meer dan conventioneel bouwen, maar dat geldt zeker niet altijd voor fabrieksmatig geproduceerde laag- en middenhoogbouw. Bij eengezinswoningen en gestapelde woningen tot vier verdiepingen kunnen de kosten concurrerend of zelfs lager zijn dan die van conventionele bouw. Ook is de bouwtijd in veel gevallen korter, wat de kosten omlaag brengt.’
Het omschakelen naar het gebruik van duurzame bouwmaterialen vergt wel een nieuwe werkwijze. Het aanleren hiervan kost in de beginfase extra tijd en daarmee ook extra geld. Maar de praktijk wijst uit dat zodra deze stap is genomen, het bouwproces niet langer hoeft te duren en zelfs sneller kan gaan. De verwachting is verder dat het prijsverschil tussen duurzame en conventionele bouwmaterialen zal afnemen, zodra bedrijven op grotere schaal gebruikmaken van duurzame materialen.
Belemmeringen
In het advies staat ook een aantal belemmeringen die de omslag naar duurzame woningbouw bemoeilijken. Zo is er geen scherpe rijksnorm voor milieuprestaties van woningen. Ook is het gemeentelijk omgevingsbeleid ingericht op conventionele bouwmaterialen, waardoor duurzaam bouwen op problemen stuit. Ook bestaat er geen financiële stimulering voor duurzaam materiaalgebruik. Als laatste benoemt de Rli de geringe verandergeneigdheid binnen de bouwketen en het gebrek aan vaardigheden. ‘Bouwers zijn over het algemeen geneigd om risico’s uit de weg te gaan. Dat is begrijpelijk, maar het pakt nadelig uit voor het werken met duurzame bouwmaterialen.’
Tijd dringt
De belangrijkste conclusie uit het advies is de dreiging van een nieuwe bouwcrisis, als Nederland te lang woningen blijft bouwen met conventionele bouwmaterialen. Daar komt bij dat nieuwe EU-regels en -normen op klimaatgebied vanaf 2030 eveneens een snelle omslag naar duurzaam bouwen vereisen. De vraag naar duurzaam ontworpen woningen moet dan ook op korte termijn omhoog.
Tot slot komt de Rli nog met enkele aanbevelingen, zoals het invoeren van een heffing bij onvoldoende duurzaam gebouwde woningen. Maar het meest prangende advies aan het Rijk, projectontwikkelaars, woningcorporaties, fabrieksmatige bouwers en gemeenten is om afspraken te maken over fabrieksmatig geproduceerde duurzame woningbouw. Daarmee valt de meeste winst te behalen in de CO₂-reductie.
Geef een reactie