
Het plan om de sociale huren te bevriezen, stuit op ernstige bezwaren bij de Raad van State. Het voorstel zou onder meer leiden tot ongelijke behandeling van huurders. Minister Keijzer wil opnieuw met de coalitie om tafel om over het plan te praten.
Het wetsvoorstel wil de huurprijzen van sociale huurwoningen van woningcorporaties tot 1 juli 2027 bevriezen, waardoor deze niet mogen worden verhoogd gedurende deze periode. De maatregel geldt voor alle zelfstandige en onzelfstandige woningen, woonwagens en standplaatsen die woningcorporaties binnen het sociale segment verhuren. Voor sociale huurwoningen van andere verhuurders geldt de bevriezing niet, wat ongeveer een half miljoen huishoudens betreft.
Ongelijke behandeling van huurders
Het wetsvoorstel zorgt voor een onderscheid tussen huurders van woningcorporaties en die van andere sociale verhuurders. Waar de eerste groep profiteert van de huurbevriezing, kunnen de huren voor de tweede groep wél worden verhoogd. De toelichting op het wetsvoorstel verwijst naar juridische en uitvoeringstechnische redenen voor dit onderscheid, maar volgens de Raad van State rechtvaardigen deze niet de ongelijke behandeling. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Financiële gevolgen voor woningcorporaties
De huurbevriezing betekent voor woningcorporaties een structureel verlies aan huurinkomsten, oplopend tot circa € 1,5 miljard per jaar. Deze inkomstenderving wordt slechts gedeeltelijk gecompenseerd, waardoor veel corporaties op korte termijn in financiële problemen dreigen te komen. Dit heeft directe gevolgen voor hun investeringscapaciteit in nieuwbouw, onderhoud en verduurzaming van woningen. Naar schatting kunnen hierdoor 85.000 woningen minder worden gebouwd en 365.000 woningen minder worden verduurzaamd. Ook kan onderhoud worden uitgesteld en kan verkoop van vastgoed noodzakelijk worden om aan financiële eisen te voldoen.
Doelen nieuwbouw en verduurzaming in gevaar
De bevriezing staat op gespannen voet met de grondwettelijke zorgplicht van de overheid om voldoende betaalbare woonruimte te bieden. Door de financiële druk op woningcorporaties komen de doelen voor nieuwbouw en verduurzaming in gevaar. Het voorstel draagt zo het risico in zich dat de wooncrisis verder wordt verergerd in plaats van opgelost. De Raad van State adviseert om het wetsvoorstel niet in te dienen.
De Woonbond vindt dat de Raad van State terecht kritiek heeft op het wetsvoorstel over huurbevriezing. Woonminister Mona Keijzer (BBB) moet volgens de bond het bevriezen van de huren laten gelden voor alle sociale huurders en geen onderscheid maken tussen de corporatiesector en private huursector.
In reactie op het harde oordeel spreekt minister Keijzer van een stevig advies. Keijzer wil nu opnieuw met de coalitie om tafel om over het plan te praten.
Update 3 juni
Minister Keijzer heeft 3 juni een Kamerbrief gestuurd met de mededeling dat zij het wetsvoorstel voor de huurbevriezing niet zal indienen: “Op basis van het advies van de Raad van State, de politieke ontwikkelingen en om rust en voortgang te brengen in de volkshuisvesting, heb ik besloten het wetsvoorstel niet in te dienen. Dit betekent dat de huren in de sociale huursector vanaf 1 juli mogen stijgen met het wettelijke maximum van 5% en in de corporatiesector met gemiddeld maximaal 4,5%” schrijft de minister.
Geef een reactie